Trekker veilig bedienen

TS290
TS290-UN-23AUG88

TS276
TS276-UN-23AUG88


Het ongevalrisico kan door volgende maatregelen worden gereduceerd:

  • Gebruik de trekker alleen waarvoor deze is bedoeld, bijvoorbeeld duwen, trekken, slepen, bedienen en transporteren van uitwisselbare uitrusting voor landbouwwerkzaamheden.
  • Deze trekker is niet bedoeld als vrijetijdsvoertuig.
  • Lees de bestuurdershandleiding alvorens met de trekker te werken en volg bedienings- en veiligheidsinstructies in de handleiding en op de trekker op.
  • Neem de instructies voor bediening en het aanbrengen van ballast uit de bestuurdershandleiding voor het aanbrengen van werktuig zoals frontladers in acht.
  • Controleer of zich niemand in de buurt van de machine, bevestigde uitrusting en werkbereik bevindt alvorens de motor te starten.
  • Houd handen, voeten en kledingstukken uit de buurt van bewegende delen.

Belangrijk bij rijden

  • Tijdens rijden nooit op of van de trekker stappen.
  • Houd kinderen en niet-betrokken personeel uit de buurt van trekkers en uitrusting.
  • Rijd alleen op een trekker met door John Deere toegelaten stoel met veiligheidsgordel.
  • Wijzig geen beschermingen/geleidingen.
  • Gebruik voor het rijden op de openbare weg visuele en akoestische signalen.
  • Stop alleen aan de rand van de weg.
  • Reduceer snelheid bij het maken van bochten of het bedienen van individuele remmen of tijdens werken op ruige ondergrond of hellingen.
  • Koppel de rempedalen aan elkaar voor het rijden op de weg.
  • Pompend remmen op gladde oppervlakten.

Lasten trekken

  • Wees voorzichtig bij het slepen en stoppen van zware lasten. De remweg van getrokken lasten wordt langer bij hogere snelheid, bij hoger gewicht en op hellingen. Getrokken lasten (met of zonder rem) die voor de trekker te zwaar zijn of te snel worden getrokken, zijn soms niet meer onder controle te houden.
  • Neem het totale gewicht van de uitrusting en de belading in acht.
  • Slepen alleen met toegelaten koppelingen om kantelen te voorkomen.

Parkeren en achterlaten van de trekker

  • Voor het uitstappen: SCV's uitschakelen, PTO uitschakelen, motor afzetten, werktuig neerlaten tot de grond en parkeermechanisme inschakelen,, inclusief parkeerpal en parkeerrem. Bovendien de sleutel uittrekken als de trekker onbewaakt achterblijft.
  • Als de versnellingsbak met afgezette motor in een versnelling staat, kan de trekker nog steeds gaan rijden.
  • Blijf uit de buurt van werkende PTO's of werkend werktuig.
  • Wacht tot machinedelen volledig tot stilstand zijn gekomen.

Gebruikelijke ongevallen

Onvoorzichtig gebruik of misbruik van de trekker kan leiden tot onnodige ongelukken. Werken met de trekker kan gevaarlijk zijn.

De meest gebruikelijke ongevallen met trekkers zijn:

  • Kantelen van de trekker
  • Botsingen met andere motorvoertuigen
  • Onjuist starten
  • Verstrikt raken in PTO-assen
  • Van de trekker vallen
  • Verwond en ingeklemd raken tijdens heffen

DX,WW,TRACTOR-18-20090819