Richtlijnen bandenspanning

Controleer de bandenspanning terwijl de banden koud zijn, met een nauwkeurige meter met wijzerplaat of een insteekmeter met een schaalverdeling van 10 kPa (0,1 bar) (1 psi).

OPMERKING: Gebruik een speciale lucht-watermeter en meet de spanning met ventiel beneden indien de banden met vloeibare ballast zijn gevuld.

Bij de juiste bandenspanning van radiale banden bolt de zijkant zichtbaar naar buiten. Dit is normaal en beschadigt de band niet.

Bandenspanning lager dan 83 kPa (0,8 bar) (12 psi) moet vaker worden gecontroleerd vanwege het grotere risico op lekkage bij lage druk.

OPMERKING: Bij veel tractie kan de bandhiel bij gebruik van enkele banden slippen. Verhogen van de bandenspanning helpt, maar vermindert de tractie.

Maximum bandenspanning staat vermeld op de zijkant van de band.

Correcte bandenspanning bepalen

Integraal werktuig belast de achteras aanzienlijk. Tel dit gewicht mee bij het bepalen van de juiste bandenspanning. Weeg de trekker zoals hieronder beschreven om de correcte bandenspanning te bepalen:

Werktuig achterzijde - De vooras moet met neergelaten werktuig worden gewogen. De achteras moet worden gewogen met geheven werktuig.

Werktuig voorzijde - De vooras moet met geheven werktuig worden gewogen. De achteras moet worden gewogen met neergelaten werktuig.

Werktuig voorzijde zowel als achterzijde - Weeg trekker met zowel werktuig voorzijde en werktuig achterzijde geheven.

Stel de bandenspanning in volgens het gemeten gewicht. Ballast en bandenspanning moeten mogelijk worden aangepast als de gebruiksomstandigheden veranderen. Gebruik de volgende tabellen voor bandenspanning. Voor banden die niet in de tabellen voorkomen, de door de fabrikant aanbevolen bandenspanning raadplegen.


Bandenspanning wijzigen

Bij trekkers die werken met laders moet bij de vermelde voorbandenspanning 30 kPa (0,3 bar) (4 psi) worden opgeteld om het gewicht te compenseren.

Bij trekkers die op steile hellingen werken of die voren ploegen, moet de spanning van de achterbanden 30 kPa (0,3 bar) (4 psi) boven de vermelde waarden voor de basisspanning van 80 kPa (0,8 bar) (12 psi) en hoger worden verhoogd om de zijwaartse gewichtsverplaatsing te compenseren. Voor basisdruk onder 80 kPa (0,8 bar) (12 psi) moet de druk 30% worden verhoogd.

Reduceer bandenspanning bij gebruik van getrokken werktuig.

Bij trekkers met zwaar, op een hefinrichting gemonteerd werktuig die extra gietijzeren gewichten aan de voorzijde nodig hebben om de stabiliteit bij het sturen te behouden, is een hogere bandenspanning in de voor- en achterbanden vereist om het toegenomen gewicht te dragen.

OULXA64,0002895-18-20111129