Voorwielaandrijving inschakelen

LX1053448-UN-22FEB13

LX1056670-UN-09JUL12
A - Voorwielaandrijving uitschakelen
B - Voorwielaandrijving inschakelen (middenpositie
van schakelaar)
C - Voorwielaandrijving, automatische modus selecteren
D - Indicator gaat branden als de voorwielaandrijving
is ingeschakeld
De voorwielaandrijving kan in alle versnellingen (vooruit en
achteruit), tijdens rijden en onder last zonder gebruik van de koppeling
worden in- en uitgeschakeld.
OPMERKING: Schakel de voorwielaandrijving uit, alvorens met hoge
snelheden op de openbare weg te gaan rijden.
OPMERKING: Onafhankelijk van welke voorwielaandrijving-modus is geselecteerd:
als de rijsnelheid 5 km/h (3.1 mph) overschrijdt, schakelt de voorwielaandrijving
automatisch in als de remmen worden bediend (als beide rempedalen
worden ingeduwd). Deze blijft aan tot de trekker tot stilstand is
gekomen. Controlelamp van de voorwielaandrijving (D) gaat branden. De hiervoor geselecteerde voorwielaandrijving-modus wordt weer
actief, zodra het afremmen is voltooid.
OPMERKING: Als met minder dan 5 km/h (3.1 mph) wordt gereden met
een uitgeschakelde voorwielaandrijving, dan gaat de voorwielaandrijving niet aan wanneer de remmen worden bediend.
Automodus
Als AUTO-modus is geselecteerd, schakelt de voorwielaandrijving
automatisch uit zodra de rijsnelheid 23,3 km/h (14.5 mph) overschrijdt.
Zodra de rijsnelheid onder 21 km/h (13 mph) daalt, schakelt
de voorwielaandrijving automatisch weer in.
|
|
OULXA64,0002D20-18-20121210
|
|