Instructies voorwielspoorbreedte instellen met velgen voor 2, 8 en 16 posities

LX1053440
LX1053440-UN-21MAR12

Voorwiel afgebeeld met velg voor 16 posities

A - 300 N˙m (220 lb.-ft.)

B - 210 N˙m (155 lb.-ft.)


Draai na instellen wielspoorbreedte moeren (A) en (B) aan.

BELANGRIJK: Controleer na instellen van de spoorbreedte de wielen op vrije beweging en stel spatborden in op de nieuwe spoorbreedte. Draai hiervoor de stuurinrichting tot volledige vergrendeling in beide richtingen en zwenk de as naar de aanslagen.

Stel de stuuraanslagen zo in dat de banden niet in contact komen met trekkercomponenten.

BELANGRIJK: De afstand tussen de zijkant van de band en het spatbord moet minstens 50 mm (1.97 in.) bedragen.

De afstand tussen de buitenrand van de band en het spatbord moet minstens 60 mm (2.36 inch) bedragen.

OPMERKING: De spoorbreedte bij trekkers met een frontlader mag 1,90 m (75 in.) niet overschrijden.

Voorwielen met velgen voor 2 posities

Spoorbreedte kan worden veranderd door het complete wiel aan de tegenoverliggende zijde van de trekker te monteren. Let hierbij op de looprichting van de banden.

Voorwielen met velgen voor 8 en 16 posities

De spoorbreedte van de wielen kan worden ingesteld door opnieuw positioneren of omkeren van de wielvelgen.

Bovendien kunnen de complete wielen aan de tegenoverliggende zijde van de trekker worden gemonteerd. Let hierbij op de looprichting van de banden.

Draai nadat de instelling is afgesloten de wielbouten weer met het voorgeschreven moment aan (zie hoofdstuk Inlooptijd).

De relatie tussen wielschotel en velg bij verkrijgen van verschillende spoorbreedtes wordt in onderstaande schema's weergegeven. Deze informatie moet in acht genomen worden bij het instellen van de spoorbreedte.

BELANGRIJK: Draai 4 en 8 bedrijfsuren na het instellen van de spoorbreedte alle wielbevestigingsbouten opnieuw aan. Controleer de draaimomenten van deze moeren regelmatig tijdens de eerstvolgende 100 bedrijfsuren.

OULXA64,0002E22-18-20130325