Indicators en displays


Indicators bij PowrQuad™ PLUS, AutoQuad™ PLUS en AutoPowr™ versnellingsbakken

LX1053377
LX1053377-UN-14FEB12

1 - Brandstofmeter - Informeert de bestuurder hoeveel brandstof zich in de tank bevindt.

2 - Toerenteller - geeft het krukastoerental aan in omwentelingen per minuut.

3 - Tachometer - geeft de rijsnelheid aan in mph of in km/h.

4 - Koelmiddeltemperatuurmeter - geeft de koelmiddeltemperatuur weer.

5 - LED's om de tachometer heen geven weer of het snelheidsbereik is ingesteld (alleen AutoPowr™/IVT™).

6 - Waarschuwingslicht remdruk - wordt rood tot de pneumatische aanhangwagenrem de bedrijfsdruk heeft bereikt. Dan wordt het pictogram wit.

7 - Geeft de actuele luchtdruk in de pneumatische aanhangwagenrem aan.

8 - Indicator versnelling - Met PowrQuad™ PLUS of AutoQuad™ PLUS versnellingsbak, nummer 1-4 geeft aan welke versnelling is geselecteerd.

9 - Gaat branden als de AutoPowr ™/ IVT™ versnellingsbak in kruipversnellingsmodus staat.

10 - Indicator voor uitlaatfilterreiniging - gaat branden tijdens de reinigingsfase.

11 - Indicator voor IPM (Intelligent Power Management). Het pictogram gaat branden als de IPM geactiveerd is.

12 - Indicator voor FieldCruise™. Het pictogram gaat branden als de FieldCruise™ geactiveerd is.

13 - Knipperende indicatorlamp voor links afslaan - begint te knipperen als richtingaanwijzer of gevarenlicht zijn ingeschakeld voor links afslaan.

14 - Rode “STOP”-lamp - knippert bij een ernstige storing. Zet de motor ONMIDDELLIJK af. Zie de foutmelding op het CommandCenter™, zoek de oorzaak op en verhelp de fout.

15-Geel WAARSCHUWINGSlicht knippert bij een storing (zie foutmelding op het CommandCenter™). Deze lamp knippert ook als de noodrem actief is terwijl de motor draait en de rijrichtingshendel niet in vrijstand staat.

16 - De blauwe INFO-lamp gaat aan bij een fout in een elektrisch component van het hydraulisch systeem of de versnellingsbak. Zie de foutmelding op het CommandCenter™, zoek de oorzaak op en verhelp de fout. Raadpleeg, indien nodig, uw John Deere™ dealer.

17- Knipperende indicatorlamp voor rechts afslaan - begint te knipperen als richtingaanwijzer of gevarenlicht zijn ingeschakeld voor rechts afslaan.

18 - Indicator iTEC™ - gaat branden als de iTEC™ is ingeschakeld; geeft de gebruikersinstelling aan die momenteel is geselecteerd.

19 - Indicator grootlicht - brandt als de koplampen op grootlicht zijn ingeschakeld.

20 - Indicator richtingaanwijzer aanhanger - gaat branden als de trekker een of twee aanhangers heeft. De lamp begint te knipperen als richtingaanwijzer of gevarenlicht zijn ingeschakeld.

21 - Indicator achter-PTO - geeft samen met lamp (22) aan welk PTO-toerental geselecteerd is voor de achter-PTO. E en N geven weer welke modus momenteel actief is.

22 - Gaat branden met (21) of (23) om aan te geven of front-PTO of achter-PTO is ingeschakeld.

23 - Indicator front-PTO - gaat branden met lamp (22) zodra de front-PTO wordt ingeschakeld.

24 - Indicator voorverwarming - gaat branden als de sleutel in het contactslot één stand naar rechts wordt gedraaid. Start de motor niet voordat de lamp uit is.

25 - Indicator voetgaspedaalmodus - gaat branden zodra de voetgaspedaalmodus wordt geactiveerd (alleen AutoPowr™ / IVT™). Vroegere trekkermodellen zijn niet uitgerust met een indicator.

26 - Indicator differentieelslot - gaat branden zodra het differentieelslot wordt ingeschakeld.

27 - Indicator voorwielaandrijving - gaat branden als de voorwielaandrijving is ingeschakeld.

28 - Indicator parkeerstand - gaat branden zodra de rijrichtingshendel in de parkeerstand wordt gezet (AutoPowr™ / IVT™).

29 - Indicator achteruitrijden - gaat branden zodra de rijrichtingshendel in achteruitrijden wordt gezet.

30 - Indicator vrijstand - gaat branden zodra de rijrichtingshendel in vrijstand staat.

31 - Indicator vooruitrijden - gaat branden zodra de rijrichtingshendel in vooruitrijden wordt gezet.

32 - Indicator voor automatische versnellingsbakmodus - gaat branden als de automatische modus van een AutoQuad™ PLUS of AutoPowr™ / IVT™ versnellingsbak wordt geactiveerd.

Indicatorcontrole: Nadat de motor is gestart, moeten alle lampen (zie pictogrammen) ongeveer 1 seconde branden. Als dit niet het geval is, kan een defecte LED of zekering de oorzaak zijn. Vervang het defecte onderdeel.

OPMERKING: Uitsluitend die lampen gaan branden die met een functie zijn verbonden die deel uitmaken van de trekkeruitrusting.

De indicatorlampen moeten uitgaan zodra de motor draait.

OPMERKING: Rijsnelheid kan worden getoond in km/h of mph. Dit kan worden ingesteld op het CommandCenter™. Zie in dit hoofdstuk het scherm Meeteenheden in CommandCenter-instellingen.


Indicators bij DirectDrive versnellingsbak

LX1057613
LX1057613-UN-14SEP12

1 - Brandstofmeter - Informeert de bestuurder hoeveel brandstof zich in de tank bevindt.

2 - Toerenteller - geeft het krukastoerental aan in omwentelingen per minuut.

3 - Tachometer - geeft de rijsnelheid aan in mph of in km/h.

4 - Koelmiddeltemperatuurmeter - geeft de koelmiddeltemperatuur weer.

5 - LED's rondom de tachometer geven vooringestelde snelheidsbereik weer.

6 - Waarschuwingslicht remdruk - wordt rood tot de pneumatische aanhangwagenrem de bedrijfsdruk heeft bereikt. Dan wordt het pictogram wit.

7 - Geeft de actuele luchtdruk in de pneumatische aanhangwagenrem aan.

8 - Indicator versnelling - nummer 1-8 geeft aan welke versnelling is geselecteerd.

9 - Indicator bereik - letter A-C geeft aan welk bereik is geselecteerd.

10 - Indicator voor uitlaatfilterreiniging - gaat branden tijdens de reinigingsfase.

11 - Indicator voor IPM (Intelligent Power Management). Het pictogram gaat branden als de IPM is geactiveerd.

12 - Indicator voor FieldCruise™. Het pictogram gaat branden als de FieldCruise™ is geactiveerd.

13 - Knipperende indicatorlamp voor links afslaan - begint te knipperen als richtingaanwijzer of gevarenlicht zijn ingeschakeld voor links afslaan.

14 - Rode “STOP”-lamp - knippert bij een ernstige storing. Zet de motor ONMIDDELLIJK af. Zie de foutmelding op het CommandCenter™, zoek de oorzaak op en verhelp de fout.

15-Geel WAARSCHUWINGSlicht knippert bij een storing (zie foutmelding op het CommandCenter™). Deze lamp knippert ook als de noodrem actief is terwijl de motor draait en de rijrichtingshendel niet in vrijstand staat.

16 - De blauwe INFO-lamp gaat aan bij een fout in een elektrisch component van het hydraulisch systeem of de versnellingsbak. Zie de foutmelding op het CommandCenter™, zoek de oorzaak op en verhelp de fout. Raadpleeg, indien nodig, uw John Deere™ dealer.

17- Knipperende indicatorlamp voor rechts afslaan - begint te knipperen als richtingaanwijzer of gevarenlicht zijn ingeschakeld voor rechts afslaan.

18 - Indicator iTEC™ - gaat branden als de iTEC™ is ingeschakeld; geeft de gebruikersinstelling aan die momenteel is geselecteerd.

19 - Indicator grootlicht - brandt als de koplampen op grootlicht zijn ingeschakeld.

20 - Indicator richtingaanwijzer aanhanger - gaat branden als de trekker een of twee aanhangers heeft. De lamp begint te knipperen als richtingaanwijzer of gevarenlicht zijn ingeschakeld.

21 - Indicator achter-PTO - geeft samen met lamp (22) aan welk PTO-toerental geselecteerd is voor de achter-PTO. E en N geven weer welke modus momenteel actief is.

22 - Gaat branden met (21) of (23) om aan te geven of front-PTO of achter-PTO is ingeschakeld.

23 - Indicator front-PTO - gaat branden met lamp (22) zodra de front-PTO wordt ingeschakeld.

24 - Indicator voorverwarming - gaat branden als de sleutel in het contactslot één stand naar rechts wordt gedraaid. Start de motor niet voordat de lamp uit is.

25 - Indicator differentieelslot - gaat branden zodra het differentieelslot wordt ingeschakeld.

26 - Indicator voorwielaandrijving - gaat branden als de voorwielaandrijving is ingeschakeld.

27 - Indicator parkeerstand - gaat branden zodra de rijrichtingshendel in de parkeerstand wordt gezet.

28 - Indicator achteruitrijden - gaat branden zodra de rijrichtingshendel in achteruitrijden wordt gezet.

29- Indicator vrijstand - gaat branden zodra de rijrichtingshendel in vrijstand staat.

30 - Indicator vooruitrijden - gaat branden zodra de rijrichtingshendel in vooruitrijden wordt gezet.

31 - Indicator voor automatische versnellingsbakmodus - gaat branden als de automatische modus van een AutoQuad™ PLUS of de AutoPowr™ / IVT™ versnellingsbak wordt geactiveerd.

32 - Indicator bereik BC - gaat aan als bereik BC is geselecteerd.

Indicatorcontrole: Nadat de motor is gestart, moeten alle lampen (zie pictogrammen) ongeveer 1 seconde branden. Als dit niet het geval is, kan een defecte LED of zekering de oorzaak zijn. Vervang het defecte onderdeel.

OPMERKING: Uitsluitend die lampen gaan branden die met een functie zijn verbonden die deel uitmaken van de trekkeruitrusting.

De indicatorlampen moeten uitgaan zodra de motor draait.

OPMERKING: Rijsnelheid kan worden getoond in km/h of mph. Dit kan worden ingesteld op het CommandCenter™. Zie in dit hoofdstuk het scherm Meeteenheden in CommandCenter-instellingen.


Brandstofmeter

LX1036201
LX1036201-UN-31MAY06

De brandstofmeter toont de inhoud van de brandstoftank, van vol tot leeg (eind van rode segment).

OPMERKING: Als de meter van de groene in de rode zone overgaat, dan is ongeveer 18% van de totale capaciteit in de tank overgebleven.

OPMERKING: Rij de tank nooit helemaal leeg, omdat dan het brandstofsysteem moet worden ontlucht.


Meter koelmiddeltemperatuur

LX1036202
LX1036202-UN-31MAY06

De motor is oververhit, als de wijzer van deze meter zich in de rode gevarenzone (A) bevindt. Verminder onmiddellijk de belasting of schakel naar een lagere versnelling. Als de naald niet onmiddellijk teruggaat, de trekker stoppen en de motor met laag stationair toerental laten draaien. Indien dit niet helpt, de motor uitzetten, de oorzaak van de oververhitting zoeken (koelmiddelpeil laag, vuile radiateur of vuil radiateurscherm) en de storing verhelpen.


Overige regelsystemen

LX1049740
LX1049740-UN-26APR10

A - Monitor GreenStar™ (optie)

B - CommandCenter™

C - Regelpaneel CommandCenter™

- - AutoTrac™ (niet afgebeeld)

OPMERKING: Informatie over hoe de bediening van CommandCenter™, GreenStar™ en AutoTrac™ in zijn werk gaat, is te vinden in hoofdstuk 16.

OULXBER,00018DD-18-20120914