Wees voorzichtig op hellingen

OOS: Werk alleen met de rolbeugel (ROPS = Roll-Over Protective Structure) in de UP of uitgeschoven positie, waar dit mogelijk is. Gebruik altijd uw veiligheidsgordel, als de rolbeugel in de UP of uitgeschoven positie is om letselrisico te minimaliseren.

Mijd gaten, greppels en andere hindernissen die kunnen leiden tot kantelen van trekker en lader, vooral op hellingen. Mijd krappe bochten bij bergop rijden.

Niet op randen van geulen of steile dammen rijden — deze kunnen instorten.

Door wegrijden uit een greppel, als de trekker is vastgereden of rijden op een steile helling kan de trekker naar achteren kantelen. Rij in deze situaties achteruit, indien mogelijk.

MFWD (indien voorhanden): Hoewel de tractie bij mechanische voorwielaandrijving sterk wordt verbeterd, verhoogt dit niet de stabiliteit van de trekker. Met MFWD ingeschakeld, kan de trekker tegen steilere hellingen opklimmen, maar wordt NIET stabieler. Bij gebruik van de voorwielaandrijving moet u op hellingen extra opletten. In vergelijking met tweewielaandrijving kan een trekker met ingeschakelde voorwielaandrijving op steilere hellingen rijden, maar daarbij wordt ook het risico groter dat de trekker kantelt.

Kantelgevaar neemt drastisch toe bij smalle spoorbreedte, bij hoge snelheid.

Bevestig getrokken lasten alleen aan de trekhaak. Bij gebruik van een ketting langzaam beginnen te rijden.

SD74272,000020C-18-20120623